Opsterland
English
    
    
Dutch
    
    Etymology
    
Borrowed from West Frisian Opsterlân, in turn derived from Old Frisian upsaterland, a compound of upsater (“inhabitant of an upland”) and land (“land”).
Pronunciation
    
- Audio - (file) 
- Hyphenation: Op‧ster‧land
Proper noun
    
Opsterland n
- Opsterland (a municipality of Friesland, Netherlands).
- Meronyms: Allardsoog, Bakkeveen, Beetsterzwaag, Frieschepalen, Gorredijk, Haneburen, Hanebuurt, Heidehuizen, Hemrik, Hemrikerverlaat, Jonkersland, Klein Groningen, Kooibos, Kortezwaag, Langezwaag, Lippenhuizen, Luxwoude, Nieuwe Vaart, Nij Beets, Olterterp, Oosterend, Oud Beets, Rolbrug, Selmien, Siegerswoude, Sparjebird, Terwispel, Tijnje, Uilesprong, Ureterp, Ureterp aan de Vaart, Voorwerk, Vosseburen, Welgelegen, Wijngaarden, Wijnjeterpverlaat, Wijnjewoude
 
    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.