beroemd

See also: berömd

Dutch

Etymology

From beroemen, equivalent to be- +‎ roem (“glory”).

Pronunciation
  • IPA(key): /bəˈrumt/
  • audio(file)
  • Hyphenation: be‧roemd
  • Rhymes: -umt

Adjective

beroemd (comparative beroemder, superlative beroemdst)

  1. famous, renowned

Inflection
Inflection of beroemd
uninflected beroemd
inflected beroemde
comparative beroemder
positive comparative superlative
predicative/adverbial beroemdberoemderhet beroemdst
het beroemdste
indefinite m./f. sing. beroemdeberoemdereberoemdste
n. sing. beroemdberoemderberoemdste
plural beroemdeberoemdereberoemdste
definite beroemdeberoemdereberoemdste
partitive beroemdsberoemders—

Derived terms

Participle

beroemd

  1. past participle of beroemen

Declension
Inflection of beroemd
uninflected beroemd
inflected beroemde
positive
predicative/adverbial beroemd
indefinite m./f. sing. beroemde
n. sing. beroemd
plural beroemde
definite beroemde
partitive beroemds
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.