groenig

Dutch

groen (“green”) +‎ -ig (adjectival suffix).

groenig (comparative groeniger, superlative groenigst)

greenish, of a colour or shade which resembles or hinges on green and/or contains some green

Inflection of groenig
uninflected	groenig
inflected	groenige
comparative	groeniger
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		groenig	groeniger	het groenigst het groenigste
indefinite	m./f. sing.	groenige	groenigere	groenigste
	n. sing.	groenig	groeniger	groenigste
	plural	groenige	groenigere	groenigste
definite		groenige	groenigere	groenigste
partitive		groenigs	groenigers	—

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.