rekening
Dutch
    
    Etymology
    
From rekenen (“calculate, do sums, reckon, count, charge”) + -ing. Compare German Rechnung, English reckoning.
Pronunciation
    
- IPA(key): /ˈreː.kə.nɪŋ/
- Audio - (file) 
- Hyphenation: re‧ke‧ning
- Rhymes: -eːkənɪŋ
Noun
    
rekening f (plural rekeningen, diminutive rekeningetje n)
- A calculation.
- Synonym: berekening
 
- A mathematically consistent set of data in accounting.
- A client's account at a bank etc.
- Reckoning, account, justification.
- Rekening houden met iets.
- take something into account.
 
- Synonym: rekenschap
 
- Rekening houden met iets.
- A bill, a check; hence the cost of something.
- Synonym: afrekening.
 
- An invoice.
- Synonym: factuur.
 
Derived terms
    
- bankrekening
- betaalrekening
- eindrekening
- gasrekening
- kansrekening
- integraalrekening
- infinitesimaalrekening
- jaarrekening
- lichtrekening
- misrekening
- rekening-courant
- rekeningrijden
- spaarrekening
- stroomrekening
- waterrekening
- zichtrekening
Indonesian
    
    
Pronunciation
    
- IPA(key): [rɛkəˈnɪŋ]
- Hyphenation: rè‧kê‧ning
Noun
    
rèkêning (first-person possessive rekeningku, second-person possessive rekeningmu, third-person possessive rekeningnya)
Derived terms
    
- rekening administratif
- rekening aktif
- rekening bersama
- rekening gendut
- rekening giro
- rekening koran
- rekening liar
- rekening mati
- rekening nostro
- rekening tagihan
- rekening transitoris
- rekening vostro
Descendants
    
- → Min Nan: 力茄哖 (le̍kkeenî)
- → Tetum: rekening
Further reading
    
- “rekening” in Kamus Besar Bahasa Indonesia, Jakarta: Language Development and Fostering Agency — Ministry of Education, Culture, Research, and Technology of the Republic Indonesia, 2016.
    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.