Zuidnederfrankisch

• Zuid-Nederfrankisch

zuid +‎ Nederfrankisch

Zuidnederfrankisch n

1. South Low Franconian
   • 1979, J. Goossens, Dialectologie en taalvariatie, in: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde: nieuwe reeks, year 1979, p. 127 (also at dbnl.nl: volume, article):

     In het aangrenzende Zuidnederfrankisch (Limburgs en Nederrijns) beperkt zich de consequente werking van de regel tot de open oude lange klinkers in deze positie.

   • 2012, Maarten van Rossem, Nederland volgens Maarten van Rossem, e-book:

     Nederland kent twee officieel erkende talen, de al genoemde standaardtaal en het Fries. Daarnaast zijn er nog twee officieel erkende streektalen, namelijk het Limburgs, ofwel het Zuid-Nederfrankisch, en het Nedersaksisch.

   • 2021, Winfried Dolderer, Overmaas – „jenseits der Maas“: Eine historische Annäherung, in: Sebastian Bischoff, Christoph Jahr, Tatjana Mrowka, Jens Thiel (eds.), „Mit Belgien ist das so eine Sache ...“ Resultate und Perspektiven der Historischen Belgienforschung (Historiche Belgienforschung, Bd. 9), Waxmann (Verlag) : Münster · New York, p. 15ff., here p. 18, bi-lingual map Abb. 2: Das südniederfränkische Dialektgebiet (Abdruck mit freundlicher Genehmigung des LVR-Instituts für Landeskunde und Regionalgeschichte):

     Südniederfränkisch zwischen Uerdinger und Benrather Linie
     Zuidnederfrankisch tussen Uerdinger en Benrather lijn

• Nederfrankisch

• Limburgs